Met twee ongeneeslijk zieke patiënten op de kamer

17e Immuno met 2 ongeneeslijk zieke mensen op een kamer

Vrijdag 7 juni heb ik de een-na-laatste immunobehandeling gehad. Ik ging zo vrolijk naar het ziekenhuis, want na deze behandeling is de aller aller laatste in zicht. Op 28 juni bouw ik een feestje samen met Mar, mijn lieve nicht. Want dat is dan echt de laatste. Zo met die gedachte wandelde ik naar de afdeling oncologie. Ik kwam op de kamer en er lag al een vriendelijke goedlachse man. Ik werd aangesloten aan de infuuspaal. En ondertussen leek het alsof er een bezoeker langs kwam voor de vriendelijke man naast mij. Maar dit bleek later ook een patiënt te zijn, die enkel een injectie kwam halen. Overigens hadden zij een interessant gesprek waar ik met gespitste oren naar zat te luisteren over het middel Olaparib. Een middels wat gebruikt wordt bij patiënten die het BRCA-gen (erfelijke vorm van kanker) hebben. Ik raakte in gesprek met de mannen en de vriendelijke man naast me bleek al in zijn ‘reserve’ tijd te zitten en is ongeneeslijk ziek. Daarna kwam er nog een patiënt binnen. Deze jongeman van in de dertig had hodgkin. De eerste tumor was door de chemo verdwenen, maar er waren weer nieuwe tumoren voor in de plaats gekomen ondanks dat hij chemo had gehad. De prognose was niet goed.

Een raar gevoel

Sommige dingen die je meemaakt in een behandeltraject, daar weet je het bestaan niet van en zijn lastig voor te stellen. Het is een heel vreemd gevoel om met twee mannen die geen positieve toekomst hebben op de kamer te liggen, terwijl ikzelf bijna klaar ben en wel een positieve toekomst heb. Alsof ik me bijna schuldig voel voor het geluk wat ik heb, dat zij niet hebben. Hoe oneerlijk is dat. De man naast me is ontzettend positief. Hij kan er goed mee omgaan. De jongere patiënt tegenover mij is depressief. Dat begrijp ik heel goed. Mijn immuno staat op snel, ik zit aan de bouillon en anderhalf uur later is het alweer gepiept. De man naast me zegt: “Bofkont, ik zit hier nog wel even.” Waarop ik hem vertel dat ik tijdens de chemo ook lange dagen had. Ik voel me bedrukt en machteloos. Ik zou zo graag iets positief willen zeggen. Als het infuus verwijderd is en ik klaar ben, vraag ik mezelf af wat ik zal zeggen bij het afscheid: Fijne dag, veel sterkte of het beste. Ik besluit om ze beiden een fijne dag te wensen. De aardige man naast me zegt: “Misschien tot ziens!” Mooi dat optimisme! Ik loop de kamer uit naar de balie waar de secretaresse de afspraak voor de volgende keer meegeeft. Wat heb ik lang uitgekeken naar die allerlaatste behandeling!